Op 4 april 1923 werd niet alleen de Piushaven, maar ook het volledige Wilhelminakanaal voor het scheepvaartverkeer geopend. Door de waterverbinding in het noordwesten met de Amer en in het zuidoosten met de Zuid-Willemsvaart ontstond er een aantrekkelijke aan- en afvoermogelijkheid voor de Tilburgse industrie. Vanaf dat moment had Tilburg een binnenvaartverbinding met Europa.
Om de economische groeistuipen van het prille, zich ontwikkelende Tilburg te kunnen opvangen, werd letterlijk gezocht naar nieuwe wegen.
De eerste plannen voor een Tilburgse haven dateren van 1794. Verschillende kanaal-tracés werden overwogen, door de buurtschappen Veldhoven, door Korvel en zelfs door de Warande. Honderdvijftig jaar met tegenslagen volgden voordat uiteindelijk in 1909 kon worden begonnen met graven. Burgemeester Jansen heeft een groot aandeel gehad in de voorbereidende werkzaamheden die uiteindelijk hebben geleid tot de aanleg van 68 kilometer kanaal met bijbehorende ‘kunstwerken’, zoals bruggen en sluizen door de overheid worden genoemd.
Kanaal en haven zijn deels met de hand gegraven, deels met machines. De aanleg van het Wilhelminakanaal was destijds voor veel Tilburgers een zondags uitje. Vanaf 4 april 1923 was Tilburg in bezit van de grootste stadshaven van Brabant. De boer wiens grond onteigend was en nog nooit het erf had verlaten, stond plotseling oog in oog met een zeilend schip of een stoomboot die onaangekondigd zijn akker doorkliefde...
Klik op de foto voor een vergroting met onderschrift.