Op 4 april 1923 werd niet alleen de Piushaven, maar ook het volledige Wilhelminakanaal voor het scheepvaartverkeer geopend. Door de waterverbinding in het noordwesten met de Amer en in het zuidoosten met de Zuid-Willemsvaart ontstond er een aantrekkelijke aan- en afvoermogelijkheid voor de Tilburgse industrie. Vanaf dat moment had Tilburg een binnenvaartverbinding met Europa.
Naast bulkgoederen zoals steenkool, zand, grind, hoogovenslak en graan is er in Tilburg veel stukgoed per schip aan- en afgevoerd. Het vervoer van stukgoed werd verzorgd door beurtvaartondernemingen. De schepen van een beurtvaartonderneming voeren volgens een vast traject en dienstregeling, op dag en tijd van stad naar stad. Aanvankelijk met stoomvrachtschepen, maar later toen de verbrandingsmotor een grote vlucht nam, juist met motorschepen. Deze vervoerden bijvoorbeeld fietsen, spiegels, balen wol, vaten wijn en piano’s. Zelfs het standbeeld van Willem ii op de Heuvel is per schip vanuit Den Haag naar Tilburg vervoerd.
De belangrijkste ondernemingen in de Piushaven waren Verschure’s Stoom-bootdiensten, ‘Te Winkel & Oomes’ met hun kantoor op een schip genaamd Aurora in de noordelijke havenarm en de Brabantse beurtvaartcombinatie ‘Koppe-Van der Schuit’, met een loods op de middenpier. In 1958 zijn alleen de laatste twee nog actief. In de jaren ’60 stopt de beurtvaart in Tilburg.
Klik op de foto voor een vergroting met onderschrift.